Koeling van de motor

 

Het koelsysteem van de motor is essentieel voor het optimaal functioneren van de motor.

Bij storingen kan de motor te heet worden maar ook te koud blijven. Om goede prestaties van de motor te kunnen verlangen is een goede bedrijfstemperatuur onder uiteenlopende rijomstandigheden nodig. Dit is tevens van belang voor de levensduur. Bijkomende functies van het koelsysteem zijn de kachel van warmte voorzien en het inwendige motorgeluid te dempen.

Om het koelsysteem in goede conditie te houden is regelmatig inspectie van groot belang. De preventieve inspectie bestaat uit:

  • Controle van voldoende koelmiddel.
  • Nagaan V-snaar aandrijving op slijtage en de juiste spanning.
  • Controlelampjes en/of meters werking en betrouwbaarheid controleren.
  • Uitwendige lekkages vaststellen door visuele inspectie.
  • Verdroogde slangen opsporen en verroeste slangverbindingen direct vernieuwen.
  • Lagerwerk van de waterpomp op slijtage controleren.
  • De vorstbeveiliging van het koelmiddel meten.


Bij klachten over het koelsysteem kunnen de inspectiepunten aangevuld worden met:

  • Werking van de thermostaat.
  • Uitwendige lekkages opsporen door onder druk afpersen van het koelsysteem.
  • Inwendige lekkages uitsluitend door deskundig onderzoek en metingen vast te stellen.
  • Bij te hoge temperatuur verstoppingen vaststellen en/of afstelling van de motor corrigeren.


Als het koelsysteem in goede conditie verkeert en het motortype staat niet bekend als (over-) gevoelig voor te heet worden is er geen extra koelventilator noodzakelijk. Indien het klimaat, rijomstandigheden, wijzigingen aan de motor of het gebruik aanleiding geven om het koelsysteem aan te passen kan Garage Classic Service u ook van dienst zijn.

Met dank aan:

garage classic service


Ruitenwissers in de winterperiode

 

Gebruik van de ruitenwissers in de winterperiode.

Hoe eenvoudig de ruitenwissers ogenschijnlijk ook werken, ze zijn in zekere mate ook kwetsbaar. Zeker bij winterse weeromstandigheden kunnen er onverwachte problemen ontstaan.
Door verkeerd gebruik kunnen zowel aan de ruitenwisserbladen, het overbrengmechanisme als de ruitenwissermotor onnodig slijtage optreden of kunnen deze zelfs defect raken.

De ergste problemen kunnen ontstaan bij het afzetten van de motor terwijl de ruitenwissers nog in werking zijn. Bij de meeste auto’s werken de ruitenwissers over het contactslot. Bij het omdraaien van de contactsleutel is dan ook geen spanning meer aanwezig en blijven de ruitenwissers direct stilstaan. Herkenbaar aan ruitenwissers die willekeurig op de voorruit liggen.

Bij een intervalstand is het nog geheimzinniger. Staan de ruitenwissers in de ruststand dan lijkt het in orde als de ruitenwissers net de pauzestand hebben bereikt en in de ruststand op de voorruit liggen.

Maar wat is dan het werkelijke probleem?

Zodra de auto weer wordt gebruikt en de contactsleutel wordt omgedraaid begint het echte probleem pas. De ruitenwisserschakelaar staat nog steeds op “aan” en direct willen de ruitenwissers in actie komen. U kunt zich voorstellen dat bij bevroren ruiten ook de ruitenwissers vastgevroren zitten. De ruitenwissermotor wil de ruitenwissers laten werken, maar zal meestal niet de kracht hebben om er beweging in te krijgen. Gevolg is dat de ruitenwissermotor overbelast raakt en zelfs kan doorbranden. In het beste geval slaat de zekering door.

Hoe te voorkomen?

Eigenlijk is het heel eenvoudig. Zorg dat de ruitenwisserschakelaar daadwerkelijk in de nulstand staat en de ruitenwissers ook daadwerkelijk in de ruststand op de voorruit liggen voordat het contact wordt afgezet.
Het is verstandig om altijd op deze wijze de ruitenwissers na gebruik tot stilstand te brengen. Want ook bij alleen regenachtig weer en ook nog na een lange periode van stilstand kleven de ruitenwisser op den duur aan de voorruit. De ruitenwisserbladen kunnen dan zo maar stuk getrokken worden.

Vergeet ook de achterruitenwisser niet, alhoewel zelden aanwezig bij klassieke auto’s.

Met dank aan:

garage classic service


Hoe belangrijk is een oliedruklampje?

 

Ook op het dashboard van klassieke auto’s hebben controlelampjes een functie die belangrijk kan zijn.

Zo zijn de rode controlelampjes de meest belangrijke waarschuwingen die we nodig hebben. Brandt een rood lampje tijdens het draaien van de motor dan is afzetten van de motor de eerste taak. Trek nooit de sleutel uit het contact bij een nog rijdende auto die een stuurslot heeft via het contactslot.
Het is nuttig om altijd de werking van controlelampjes te controleren als het contact wordt aangezet.

Oliedruklampje.

Als het lampje na het starten niet binnen enkele seconden dooft is er naar alle waarschijnlijkheid een te laag olieniveau. Zet de motor onmiddellijk af. Controleer (na een paar minuten) het oliepeil. Geeft de peilstok niets aan of is het olieniveau ver onder het minimum dan is het extreem lage olieniveau meestal de oorzaak. Remedie: bijvullen tot het maximumniveau . Start opnieuw de motor en controleer of het oliedruklampje uitgaat. Blijft het lampje branden dan direct de motor afzetten. Een onderzoek naar de storing is dan noodzakelijk.Knippert het oliedruklampje tijdens het rijden af en toe dan kan het oliepeil ook te laag zijn. Dat kan in de bocht, bij afremmen, optrekken of steile hellingen waargenomen worden.

De aanzuigbuis in het oliecarter kan dan lucht aanzuigen i.p.v. olie. Zo spoedig mogelijk bijvullen voorkomt extra slijtage of schade aan de motor.

Brandt het oliedruklampje als de motor goed op temperatuur is dan kunnen er verschillende oorzaken zijn. De eerste signalen zijn dan waarneembaar bij warme motor en stationair draaien. Mogelijke oorzaken:

  1. De viscositeit van de olie is te laag voor de omstandigheden.
  2. De oliepomp is versleten en levert te weinig op.
  3. De aanzuigbuis van de oliepomp trekt valse lucht aan en levert daarom onvoldoende olie voor de motorsmering.
  4. Er zijn motoronderdelen die door slijtage te veel speling hebben gekregen, waardoor onvoldoende oliedruk wordt opgebouwd.

Met dank aan:

garage classic service


Startproblemen bij carburateur motoren.

 

Startproblemen bij carburateur motoren.

In principe is een auto “af fabriek” goed afgeleverd en je zou dan ook verwachten dat het probleem altijd opgelost moet kunnen worden. In al die jaren kan een auto heel wat beleefd hebben en is de “af fabriek” situatie niet meer vergelijkbaar. We kunnen echter heel ver komen en het vaak geheel oplossen. Hoe gaan wij te werk?

Het niet willen aanslaan van een motor is altijd een vervelend moment. Toch zijn er genoeg mogelijkheden om het starten van een motor te bevorderen. Indien een instructieboekje voorhanden is wordt meestal omschreven hoe een koude start behoort uitgevoerd te worden. Raadpleeg deze informatie, omdat die heel specifiek is voor uw merk en type auto. Basiskennis van onderstaande informatie kan behulpzaam zijn om een positief startresultaat te be-vorderen:

1. De vlotterkamer van de carburateur is na langdurige stilstand meestal leeg door verdamping.

a. Indien een elektrische benzinepomp aanwezig is laat die dan eerst de vlotterkamers vullen op de contactstand en laat de startmotor nog niet draaien. De benzinepomp is meestal (goed) hoorbaar en als de vlotterkamer(s) gevuld zijn, is dat geluid meestal minder of geheel verdwenen.

b. Indien een mechanisch aangedreven benzinepomp ook is uitgerust met een handbediening kunnen het beste de vlotterkamers met de handbediening gevuld worden. Zodra de pompfunctie met minder weerstand verloopt is (zijn) de vlotterklamer(s) gevuld.

2. Gebruik de choke (indien aanwezig) altijd bij een koude start. De choke zorgt voor een verrijkt brandstofmengsel naar de motor. Dat is noodzakelijk, omdat bij koude motor een deel van de brandstof niet verdampt, maar als vloeistof aan de binnenwanden gaat afzetten. Zo wordt bij de arbeidslag toch nog genoeg brandstof ontstoken om de motor te laten aanslaan. Als de motor aanslaat doe de choke dan zover mogelijk terug tot de motor nog behoorlijk loopt.

3. Geen hand- of automatische choke aanwezig of niet goed bruikbaar dan kan een carburateur met een acceleratiepompje (afwezig bij bv SU, Stromberg) nog uitkomst bieden. Door het gaspedaal een of enkele malen snel en diep in te trappen en de ingespoten brandstof even de tijd (10 – 20 seconden) te geven om (voor een deel) te laten verdampen in de aanwezig lucht van de inlaatkanalen. Als u het gaspedaal een stukje ingetrapt houdt (maar niet de pompfunctie) zal dat de verdamping bevorderen door de “open lucht” verbinding.

4. De uitgangspositie om de motor het snelst te laten aanslaan met een maximum aan resterende accucapaciteit is nu aanwezig.

Met dank aan:

garage classic service